Een klinische gangscan voor diagnose is een gespecialiseerde biomechanische beoordeling die wordt gebruikt door zorgprofessionals om gangafwijkingen op te sporen en te karakteriseren, waarmee de diagnose van verschillende musculoskeletale, neurologische en ontwikkelingsgerelateerde aandoeningen wordt ondersteund. Deze diagnostische tool combineert geavanceerde technologieën, zoals drukplaten, bewegingsregistratiesystemen en elektromyografie (EMG), om kwantitatieve gegevens te verzamelen over het looppatroon van een individu. Deze gegevens worden vervolgens geanalyseerd om afwijkingen van de normale gangmechanica te detecteren. Het klinische gangscanproces begint met een gedetailleerde anamnese en lichamelijk onderzoek, gevolgd door het registreren van ganggegevens tijdens het lopen op open terrein of op een loopband. Belangrijke parameters die worden gemeten, zijn staplengte, straide frequentie, stand- en zwenkfase duur, voortgangshoek van de voet, bewegingsbereik van gewrichten (bij de enkel, knie, heup en bekken) en de drukverdeling onder de voet. Deze metrieken worden vergeleken met normatieve gegevens die gematcht zijn op leeftijd en geslacht om significante afwijkingen te identificeren. Bij de diagnose van musculoskeletale aandoeningen kunnen klinische gangscans afwijkingen onthullen zoals overpronatie bij platvoeten, wat kan bijdragen aan plantair fasciitis, of excessive supinatie die gepaard gaat met hoge voetboog, wat het risico op enkelverstuikingen verhoogt. Voor neurologische aandoeningen zoals cerebrale parese kan de scan spastische gangpatronen tonen met schaarloop (kruisen van de benen) of op de tenen lopen, wat typerend is voor deze aandoening. In ontwikkelingscontexten kunnen gangscans bij kinderen vroege tekenen detecteren van aandoeningen zoals heupdysplasie of klompvoet, waardoor tijdige interventie mogelijk wordt. De diagnostische waarde van klinische gangscans ligt in hun vermogen om subtiele afwijkingen kwantitatief vast te stellen, die niet duidelijk zichtbaar zijn bij visuele observatie alleen. Een patiënt met milde perifere neuropathie kan bijvoorbeeld lichte instabiliteit vertonen tijdens de zwenffase, wat een gangscan kan registreren als een vergrote straidebreedte of verkorte zwenffase. Deze objectieve gegevens ondersteunen een nauwkeurige diagnose en helpen bij het onderscheid tussen aandoeningen met vergelijkbare klinische verschijnselen, zoals het onderscheid tussen gangafwijkingen veroorzaakt door spierzwakte versus gewrichtspathologie. Klinische gangscans spelen ook een rol bij het opstellen van een behandelplan door de specifieke mechanismen achter de gangstoornis in kaart te brengen. Een scan die bijvoorbeeld een verminderde knie-extensie toont tijdens de laatste standfase kan wijzen op quadricepszwakte, wat leidt tot het voorschrijven van gerichte versterkings-oefeningen. Daarnaast kunnen herhaalde gangscans veranderingen in de tijd volgen en de effectiviteit van interventies zoals chirurgie, fysiotherapie of orthopedische hulpmiddelen beoordelen. Door een basis te vormen voor evidente diagnose en behandeling zijn klinische gangscans onmisbaar voor het verbeteren van de behandelresultaten bij een breed scala aan aandoeningen.